HCL - Behandelingsmethoden
Algemeen
De patiënt kan door en met goede voeding de behandeling goed ondersteunen.
Het herstel tijdens en na de intensieve chemokuren is met een specifiek toegespitst dieet duidelijk te beïnvloeden.
Afhankelijk van de arts, kan een dieet op vele manieren worden aangevuld.
Zie ook "Voeding"
Chemotherapie
Dankzij nieuwe chemotherapeutische middelen staat men nu veel verder in de behandeling van deze aandoening.
Men is in staat om de harige cellen te doden in het beenmerg zodanig dat het beenmerg zich kan herstellen en zijn normale functie kan hernemen, namelijk het aanmaken van rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes. Ook worden de Hairy cells in de milt en in de lymfeklieren vernietigd.
90% van alle patiënten heeft een behandeling nodig. Maar niet alle patiënten moeten onmiddellijk worden behandeld. Oudere patiënten met een kleine milt, normaal aantal bloedcellen perifeer en zonder grote kliermassa's kunnen enkel gevolgd worden op regelmatige tijdstippen. Maar vroeg of laat is dan toch een behandeling nodig.
Standaard wordt de behandeling aangevat als :
- Hemoglobine lager is dan 10 à 8 g/dl
- Bloedplaatjes onder de 100.000/ml
- Aantal neutrofielen lager dan 500à1000/mm3, zeker wanneer er een belangrijke infectie is opgetreden.
Minder frequente redenen om te starten met de behandeling is :
- Erg hoog aantal witte bloedcellen met een hoog aantal hairy cells
- Symptomatische miltvergroting
- Grote en hinderlijke leerpakketten,
- Auto-immune ziekte
- Botletsels
Deze voorwaarden zijn niet strikt. Als de patiënt bijvoorbeeld veel last heeft van bloedarmoede, en nog niet onder de bovenvermelde grenzen zit kan wel al gestart worden met de behandeling in de plaats van het uitvoeren van bloedtransfusies, omdat er met de huidige behandeling een grote kans op genezing is.
Radiotherapie (bestraling)
Lage dosis bestraling van de vergrote milt geeft een tijdelijke klinische en hematologische verbetering, maar deze respons treedt slechts traag op en is tevens onvoorspelbaar.
Deze optie is vooral nuttig bij die patiënten die lytische letsels van de beenderen hebben.
Anderen
Heelkunde
Splenectomie
Dit was vroeger de standaardbehandeling. De pancytopnie verdwijnt er erg snel mee.
90% vertoont beterschap van ten minste een hematologische parameter, 40 tot 60% vertoont een volledige normalisatie van het bloedbeeld, en bij 75% van de patiënten wordt het aantal bloedplaatjes normaal. Dit alles gebeurt reeds enkele dagen na de splenectomie.
Of een splenectomie gaat helpen kan op voorhand niet voorspeld worden, de grootte van de milt bijvoorbeeld is dus geen goede parameter.
Tegenwoordig gebeurt er veel minder frequent een miltwegname, sedert de beschikbaarheid van geneesmiddelen met een uitstekende werking op de HCL. Ongeveer de helft van de patiënten die een splenectomie ondergingen hebben namelijk na gemiddeld 8.3 maanden toch nog een andere behandeling nodig.
Men gaat nu over tot onmiddellijke miltwegname bij diagnose, enkel bij een actieve en niet controleerbare infectie of bij een bloeding terwijl de patiënt een thrombopenie heeft.
Verder is een splenectomie nog aangewezen bij patiënten die niet reageren op de chemotherapie.
Beenmergtransplantatie
Er is melding van een succesvolle casus waarbij de patiënt een beenmergtransplantatie onderging met zijn identieke tweelingbroer als donor.
Leukaferese
Dit is het " machinaal " verwijderen van circulerende hairy cells uit het bloed.
Over het nut hiervan bestaat ( tot nu toe nog ) geen eensgezindheid.
Onderhoudsbehandeling
Geen