CML - Behandeling
Algemeen
De behandeling met het meest kans op succes is op dit ogenblik de allogene transplantatie. Dit is een ingreep waarbij er stamcellen van iemand anders (allogeen) worden overgeplant in de zieke.
Stamcellen zijn de goedaardige voorlopercellen die tot witte en rode bloedcellen of bloedplaatjes kunnen uitrijpen. Doordat ze aanhoudend blijven delen en uitrijpen vormen ze de bron die het bloed op peil houdt.
Een allogene transplantatie is tegelijk vloek en zegen. Immers : doordat de stamcellen worden vervangen zal op termijn het bloed van de zieke volledig vervangen worden door dat van de donor. Daardoor kan graft-versus-host disease optreden, een afstotingsreactie waarbij de witte bloedcellen van de donor het lichaam van de patiënt als vreemd gaan herkennen met als voornaamste gevolg huiduitslag, diarree, leverfalen, verhoogde infectievatbaarheid.
Samen met de nevenwerkingen die de patient ondervindt van de medicatie en met het infectiegevaar dat ontstaat door de tijdelijke vernietiging van de immuniteit ontstaat daardoor een levensgevaarlijke situatie die nauwlettend en in gespecialiseerde centra dient opgevolgd te worden.
Er bestaat echter ook een zegen : een deel van het effect van de therapie bestaat in het vernietigen van de kwaadaardige cellen door medicatie, doch het belangrijkste effect (dat bij CML voor het eerst werd aangetoond en nu langzaam zijn toepassing vindt in andere tumoren) is het graft-versus-leukemia effect.
Dit houdt in dat eenmaal de stamcellen hun plaats hebben ingenomen in het lichaam van de patiënt ze gaan uitrijpen tot witte bloedcellen die de resterende kwaadaardige bloedcellen als vreemd gaan herkennen (en meer vreemd dan de gezonde huid-, darm- en levercellen van de patiënt). Hierdoor vormen ze een levenslange bescherming tegen het terugkomen van de ziekte en kan men van genezing spreken zoals blijkt uit tabel 3 hiernaast. Voor de donor zijn de tijden veranderd. Momenteel worden de stamcellen gefilterd uit het bloed, zodat de donor na enkele dagen spuitjes groeifactoren een infuus krijgt waarlangs bloed wordt afgenomen, hetgeen direct wordt gefilterd en teruggegeven. De stamcellen groeien snel terug aan.
Wat evenwel ook blijkt uit de tabel hiernaast is het verschil tussen HLA-matched related en unrelated donoren. Inderdaad : de meeste afstotingsreacties ontstaat wanneer het bloed van donor en patiënt minder op elkaar gelijkt. Het is dan ook extra gevaarlijk van hierop uitzonderingen toe te laten (HLA-mismatch), maar zelfs bij compatibele paren is er een verschil tussen familie en geen familie. Familieleden (broer of zus) lijken immers sterk op elkaar. Gezien er dus in optimale omstandigheden 70 % van de getransplanteerden meer dan 10 jaar overleven (en daardoor als genezen beschouwd kunnen worden) is het belangrijkste beslissingsmoment wanneer de mogelijkheid van transplantatie wordt overwogen. Vaak is er immers geen geschikte of helemaal geen donor of is het risico veel te groot.
Dan komen de andere behandelingsmogelijkheden aan bod. Het moet hier nogmaals gezegd dat nieuwe therapieën heel dit schema overhoop kunnen gooien als ze kunnen aantonen dat er mensen door genezen. Dit kan zelfs al in de nabije toekomst (volgend jaar) tot de mogelijkheden behoren.